Het is vrijdagavond en ik zit bedolven onder de bonnetjes, facturen en belastingbrieven aan de administratie achter mijn bureau. De realiteit lijkt wat cijfermatig op dit moment. Er waren ooit tijden, nog niet zo heel erg lang geleden, dat ik op dit tijdstip al een paar uur in de kroeg stond. In een studentikoze roes, om het echte leven nog eventjes uit te stellen. Das war einmal, verzucht ik terwijl ik nog een slok thee neem.
Iets later spring ik enthousiast op mijn Batavusfiets om op hoog tempo richting een pittoresk Amsterdams park te vlammen om toch nog maar even een drankje te nuttigen met een aantal andere dertigers. Mensen van bijna veertig zelfs. Sommige drank is wat exclusiever dan de standaard blikken Schultenbräu die vroeger tijdens de studententijd gedronken werden. De gesprekken zijn ook wat serieuzer dan een paar jaar eerder toen ik nog niet zo vaak over hypotheken en pensioenopbouw sprak. Maar ook mensen van bijna veertig komen na een paar glaasjes iets exclusievere drank nog op het onheilige idee om knetterhard deathmetal te draaien in een openbaar park. Om vervolgens vermanend toegesproken te worden door een dienstdoende oom agent die het daar overduidelijk niet mee eens is. Iets later dan gepland keer ik dan ook ergens gedurende de nacht terug richting huis.
Een dag later word ik laat in de middag wakker en loop naar de brievenbus om de zaterdageditie van een kwaliteitskrant daaruit te trekken. Ik voel me tien jaar jonger en ouder tegelijkertijd. Ik heb een droge mond, dichtgeplakte ogen en een licht bonkend hoofd. Het kan gelukkig dus nog, zo’n ouderwetse parkavond.