Author Archives: hansW

TTIP, CETA, TPP en TiSA: Na ons de zondvloed.

Er is heel wat aan de hand in handelsland. Sinds enkele jaren onderhandelt een groot aantal regeringen wereldwijd over een mondiaal netwerk van vrijhandelsverdragen. Washington en Brussel willen de EU en de VS vangen in een gigantische vrijhandelszone van LA tot aan Boekarest (TTIP). De landen rond de Grote Oceaan hebben onder leiding van de VS inmiddels de onderhandelingen over hun transpacifische handelsverdrag (TPP) afgerond. Het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) tussen de EU en Canada wordt vooralsnog geblokkeerd door het rebelse Wallonië. Het wereldwijde dienstenverdrag Trade in Services Agreement (TiSA) kan daarentegen dit jaar nog afgerond zijn. Al die mammoetverdragen zijn niets minder dan een politiek project van mondiale omvang.

Economische groei

Natuurlijk, natuurlijk. Economie is wel degelijk de kern van verdragen als TTIP, TPP, CETA en TiSA. Maar de weg naar politieke macht loopt vaker wel dan niet via economische slagkracht. De gesprekken daarover zijn binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) al een tijdje geleden hopeloos vastgelopen – mede dankzij de groeiende assertiviteit van landen als China en India die zich steeds minder aantrekken van de handelsregels die de VS en de EU de afgelopen decennia hebben kunnen dicteren. Het westen zelf is daarentegen verre van ongeschonden uit de opeenvolgende hypotheken-, banken-, economische, euro- en politieke crises van de laatste jaren heen gekomen. Banken zijn gered, mensen niet. Het systeem draait soortement van weer, maar de onvrede groeit. Beleidsmakers in Brussel hopen zich via TTIP en CETA eindelijk definitief de crisis uit te kunnen exporteren door handelsregels te versoepelen, barrières weg te nemen en groei en banen te creëren. Voor een heersende politieke klasse die wel erg goede vrienden is geworden met het mondiaal opererende bedrijfsleven, is exportstimulering ten koste van alles blijkbaar de enige weg vooruit. There is no alternative.

Maar helaas. De economische voordelen van de monsterverdragen lijken op zijn zachtst gezegd flinterdun. 119 miljard euro aan groei dankzij TTIP klinkt indrukwekkend, maar in de praktijk betekent dat een luttele vijfhonderd euro per Europees gezin per jaar (vanaf 2027, in het meest ambitieuze scenario en als er verder niks geks gebeurt). Een getal dat ook nog eens niet helemaal blijkt te kloppen. De Europese Commissie gaat in haar rekensommen uit van vier personen per Europees gezin, terwijl dat volgens Eurostat toch echt 2,3 personen moet zijn. Minder gezinnen om de totale economische koek over te verdelen en een kunstmatige opblazing van de potentiële TTIP-winst dus. Hak die vijfhonderd euro dus nog maar eens doormidden.

Getallenretoriek

Getallen zijn een mooie manier om ons wereldbeeld in te kaderen. Ze zijn ook afhankelijk van rekenmodellen, interpretatiekaders en gegevens. Zo concluderen kritische onderzoekers dat TTIP en CETA ons geld, groei en dus banen gaan kosten. Wie heeft er nu gelijk? Moeilijk. Wat wel geldige overwegingen zijn is dat het nog discutabel is of het Europese midden- en kleinbedrijf meeprofiteert van toegenomen exportvolumes. Onderhandelingen zijn immers nooit eenrichtingsverkeer; toegenomen Europese export naar de VS betekent ook meer Amerikaanse producten op de Europese markt. Er zullen economische sectoren winnen bij TTIP of CETA. Maar anderen zullen klappen gaan vangen. You win some, you lose some.

Hetzelfde geldt voor het voor Europa potentieel zeer voordelige dienstenverdrag TiSA (de EU is de grootste dienstenexporteur ter wereld). Dienstenmarkten openbreken is één ding. Maar het blijft onduidelijk wat dat betekent voor dataprivacy van burgers, er zullen delen van de zorg verder geprivatiseerd worden en Amerikaanse bedrijven eisen vanaf inwerkingtreding van TiSA inzage in nationale wetgeving voordat parlementen zich erover kunnen uitspreken. Daarbij is het nog maar de vraag hoe arbeidsnormen en minimumlonen in godsnaam nog gegarandeerd kunnen worden op een steeds verder uitdijende wereldmarkt. Voor vakbeweging FNV reden om TiSA in zijn geheel af te wijzen.

Allemaal thema’s waar nationalistische populisten nu al hoog mee scoren in de peilingen.

Postdemocratie

Voor Brusselse beleidsmakers komt de explosie van wantrouwen als een donderslag bij heldere hemel. Decennialang bleef het neoliberale vrijhandelsparadigma dat sinds de jaren zeventig de ideeën van verschillende denkers als Friedrich Hayek, Ayn Rand en Adam Smith heeft weten te combineren tot het maatschappelijk dominante ordeningsprincipe immers gevrijwaard van grootschalige tegenstand. Eerlijk is eerlijk, lange tijd profiteerde een groot deel van de bevolking ook lekker mee van alle vrijhandel.

Tegelijkertijd kon er echter ook een onzichtbaar slome, technocratische machtsoverdracht van overheid naar bedrijfsleven plaatsvinden. Een toestand die volgens de Britse politicoloog Colin Crouch is uitgemond in een ‘postdemocratie’ waarin politieke instituties alleen nog maar in vorm bestaan door verregaande opeenhoping van kapitaal en macht buiten (en later ook binnen) de traditionele overheidssfeer. In Occupy-termen: de 1%. In marxistische termen: het kapitaal. In democratische termen: de markt.

Ideologische bias

De daaruit voortvloeiende ideologische bias was vanaf het prille begin ingebakken in het huidige onderhandelingscircus. TiSA werd voor het eerst geopperd tijdens een grote conferentie van dienstverlenende bedrijven in Hong Kong. Het startschot voor TTIP werd in 2011 gegeven met de oprichting van een High Level Working Group (HLWG) die onder leiding van niemand minder dan toenmalig Europees handelscommissaris Karel de Gucht naar mogelijkheden zocht om de transatlantische handel te verdiepen. Daags voor president Obama de onderhandelingen aankondigde adviseerde de groep formeel om gesprekken over TTIP te starten (voor de oplettende lezer: De Gucht adviseerde feitelijk inderdaad zijn eigen kabinet).

Oké, de Europese Commissie handelt niet op eigen houtje en heeft wel degelijk een mandaat van de lidstaten. Dat is als democratische legitimatie alsnog vrij miniem. De Commissie ging er immers stiekem vanuit de verdragen in de politieke luwte zonder slag of stoot te kunnen afronden. Sowieso bezit de Commissie pas de competentie om over handelspolitiek te mogen onderhandelen vanaf het ook niet geheel smetvrije Verdrag van Lissabon. In de aanloop naar de daadwerkelijke onderhandelingen ontving de Commissie vervolgens 119 keer iemand van het bedrijfsleven en elf keer iemand uit het maatschappelijk middenveld of de milieulobby. Met als uitkomst dat TTIP, TPP, CETA en TiSA vooral de belangen dienen van de bedrijven die het beste toegang hebben tot de macht in de Brusselse bubbel. Formeel democratisch? Ja. Een democratisch tekort om u tegen te zeggen? Ja.

Belangrijker; de huidige generatie verdragen gaat vele malen verder dan handelsbeleid ooit gegaan is. Was het ooit de bedoeling protectionisme tegen te gaan en tarieven omlaag te brengen – nu gaat het over alle (alle!) nationale wetgeving die economische barrières zou kunnen opleveren. Een mooie manier om de gehele samenleving ondergeschikt te maken aan de economie. Milieumaatregelen, arbeidsmarktbeleid en wetten over het wel of niet toelaten van buitenlandse privéscholen (om maar iets te noemen) worden op die manier handelsbelemmeringen. Critici noemen de verdragsonderhandelingen niet voor niks een corporate coup. Opvallend genoeg komen die critici al lang niet meer uit de linkse of activistische hoek.

Revolte

‘Er is geen pauzeknop voor globalisering. Het enige wat we kunnen doen, is bedrijven helpen beter te concurreren in een geglobaliseerde wereld’,  fulmineert Amerikaans EU-ambassadeur Anthony Gardner deze maand in dagkrant NRC. Nou is de VS er vooral veel aan gelegen de regels voor de mondiale exporteconomie met zoveel mogelijk verschillende partners in beton te gieten voordat China dat kan doen. Azië wordt immers een steeds belangrijkere markt. Een helemaal niet zo verborgen agenda waar bondgenoot Europa zich volgens Washingtons meesterplan bij aan dient te sluiten. Een gezamenlijke transatlantische stem is belangrijk om regels te kunnen opstellen waar mensrechtenschender en milieuvervuiler China niets mee op heeft, klinkt het uit Brussel en Washington.

Op zich geen slecht idee. De Chinese en Russische ideeën over mensenrechten zijn anders dan die van het westen. Op papier in elk geval.

Ware het niet dat de multinationale corporaties die binnen de westerse economische en politieke organisatie ongeëvenaard machtig zijn geworden geen gelegenheid onbenut hebben gelaten om hun eigen handelsagenda nu eindelijk door te drukken. Het zou niet voor het eerst zijn dat een crisis is aangewend om een bepaalde politieke visie door te drukken. Lees ‘De Shockdoctrine’ (2007) van Naomi Klein er maar op na. Van alle mooie intenties en Verlichte westerse waarden lijkt in de praktijk dan ook niet zoveel terecht te komen in monsterverdrag TTIP, concluderen onderzoekers van researchinstituut Clingendeal dan ook teleurgesteld. Al  te strenge milieunormen zouden immers ook slecht zijn voor de concurrentiepositie van ons eigen bedrijfsleven.

Cirkelredenering

Zo worden TPP, TiSA, TTIP en CETA mooi onderdeel van een vicieuze cirkelredenering die elke fundamentele discussie over de inrichting van economie en samenleving bij voorbaat uitsluit. TTIP-critici en CETA-bezwaarmakers zijn antiglobalisten die geen kaas hebben gegeten van economie, vertrouwde een kettingrokende handelsambtenaar me een tijd geleden toe op de stoep voor het hoofdkwartier van de Europese Commissie aan de Brusselse Wetstraat. Want wie kan er nou tegen meer handel zijn?

De groeiende groep mensen die niet van die handel meeprofiteert.

Democratie is meer dan het veiligstellen van handelsbelangen. De mogelijkheid om serieuze bezwaren in te brengen is als zuurstof voor een gezond en pluriform democratisch bestel. Een recordaantal van 3,5 miljoen mensen tekende een petitie tegen CETA en TTIP, straatprotesten trekken duizenden en gemeentes in heel Europa benoemen zichzelf tot ‘TTIP-vrije zones’.

Tegelijkertijd manifesteert de ontevredenheid over die mondiale economie zich steeds duidelijker. Groteske politieke figuren als Geert Wilders of Nigel Farage kapitaliseren op de wel degelijk gegronde onrust die veel mensen voelen over migratie, dure zorg of het democratische tekort in de Brusselse bubbel. Zorgen die niet minder zullen worden door het rücksichtslos doordrammen van een vrijhandelsagenda die concreet niet al te veel lijkt te gaan opleveren; een politiek project vermomd als economische realpolitik. Dat opportunisme heeft consequenties.

Want de bezwaren nu niet serieus nemen betekent op termijn de deuren openzetten voor extremere tegenkrachten – de populistische revolte die we nu zien ontstaan.

Zuidasochtend

Het is acht uur in de ochtend en ik drink koffie op de Amsterdamse Zuidas. Bankiers trekken langs me heen. Slanke vrouwen in mantelpakjes, mooie vrouwen. Kale mannen met hoornen brilletjes lezen het ochtendnieuws en jonge jongens strak in pak marcheren richting hun kantoortorens. Ik bestel nog een espresso. Klassieke pianomuziek geeft de ruimte kleur. Verderop zitten twee mannen zo’n beetje in hun laptops. Ze kijken er belangrijk bij en lijken de zon niet op te merken. Net als ze de serveerster die hen nieuwe koffie brengt glashard negeren. Een klein groepje schilders staat buiten te roken. Eentje met donkere huid en springerige dreadlocks, de anderen kaal en met vale tatoeages. Ze lachen. Iets zegt me dat ze ook niet dagelijks rondlopen in deze hyperrealiteit van abstracte geldstromen en kostbare informatie. De Zuidas.

Ik zit vlak bij het Gustav Mahlerplein, schuin tegenover het hoofdkantoor van ABN AMRO. U weet wel, die bank die miljarden en miljarden aan belastinggeld heeft opgeslokt om maar niet om te vallen. Tegenover zit Tata Consultancy en verderop De Brauw Blackstone. Rond twaalven vliegen de deuren open en stromen de kantoortorens leeg. Bankiers, en juristen, financieel experts en consultants genieten van de zon, dure broodjes biologisch vlees en linksom draaiende speciaalyoghurts. Ik word opeens omringd door hagelwitte overhemden, strakke jurkjes en achter designerzonnebrillen verborgen ogen. Hier bestaat geen crisis. Behalve dan bij de man die met een vertrokken gezicht zijn pijnlijke voeten in duur uitziende leren puntschoenen perst.

Ik doe hard mijn best om niet te oordelen. Dat is lastig. Want wat voor wereld dit ook is, het is niet mijn wereld. In mijn wijk wonen Hollandse studenten naast Marokkaanse beveiligers, haal je een broodje falafel op de hoek voor twee-en-een-halve euro en runnen bebaarde hipsters ondefinieerbare startups. Zo nu en dan loeien de politiesirenes. Als de verliefde stelletjes met de ondergaande zon mee verdwenen zijn, nemen tsjappies met gouden tanden het park in bezit. Om de nacht weg te tikken met halve liters. Jarenlang woonde ik in het zuidoosten van de stad, waar de flats troosteloos, de graffiti alom aanwezig en de crisis al voelbaar was voor de crisis begon. Als de Surinaamse broodjesbalie in de Chinese toko waar ik regelmatig mijn lunch haalde bemand werd door oma wist je dat het pijn ging doen. Een metrohalte verderop de gloednieuwe studentencampus waar dromen gekweekt worden in hippe theehuisjes en weer een halte verder monotone grijze huizenblokken waar helemaal niet meer gedroomd wordt. Een dakloze Marokkaan die ik ken fietst er vrolijk tussendoor en slaapt in een verlaten parkeergarage verderop. In het weekend frequenteer ik in het centrum van de stad kroegen waar vrijdenkers zich tegoed doen aan uitstekende drank of kraakpanden waar de in goedkoop bier geweekte meningen alleen overstemd worden door halfgestemde en veel te harde gitaren. Een gracht verderop fietst ondertussen een yuppenstel naar huis toe om op zondagochtend op tijd te kunnen gaan joggen in het park.

Zoveel verschillende werelden in één kleine stad.

Hoeveel verschillende werelden bestaan er dan wel niet in de wereld? Welke van die werelden heeft onevenredig veel macht over de anderen en hoe rechtvaardig is dat dan, vraag ik me af? De wereld kennen is hem begrijpen, heb ik wel eens gehoord. Maar op dit moment lijkt het me geen slecht idee als al die verschillende werelden eens wat moeite gaan doen elkaar weer te kennen. Anders voorzie ik op korte termijn nieuw gedoe.

Afgeschakeld

O kut. Er is in Brussel iets gebeurd. Er is in Frankrijk ook iets gebeurd. In het Verenigd Koninkrijk gebeuren allemaal dingen. En in Turkije gebeurt nog iets. In Amsterdam vast ook en anders staat er in Rusland of een ander eng land vast nog wel iets op stapel. Of in het Midden-Oosten, daar gebeurt altijd wel iets.

Het is vrijdagavond en ik zit op de bank, in mijn huis, aan de westkant van Amsterdam. Eerder vanavond ging ik met mijn vriendin naar de film. We smokkelden Dr. Pepper en een zak chips de bioscoopzaal in en lachten daar om. Daarna fietsten we naar huis en dronken een kop thee. En nu, onderweg naar bed, zit ik alsnog in het hels fluorescerende schijnsel van mijn laptopschermpje op de bank. Want er is iets gebeurd en ik ben immers journalist, geïnteresseerd in de wereld en een mens dat zich zorgen maakt over de wereld. Het www stelt mij gelukkig in staat om in real-time te volgen wat politici, machthebbers, dictators en rebellengroepen in 195 landen, op zeven continenten, waar ruim zeven miljard mensen wonen, leven en werken, precies uitspoken.

De tering. Het is een fucking dagtaak om dat allemaal bij te houden. Rustiger wordt ik daar niet van. Natuurlijk heb ik een mening over Erdogan, maar het fijne weet ik er ook niet van. Zo’n Brexit vind ik niet bijzonder geruststellend. Maar ik begrijp de Engelse frustraties over Brussel, ik kom er zelf regelmatig. Maar om dan meteen maar te stellen dat ik een pasklare oplossing heb? Na elke aanslag of gewelddaad weet iedereen met een paar megabyte blogspace meteen hoe het zit en ontrafelt er en passant ook nog even bij hoe de wereld van de geopolitieke diplomatie in elkaar steekt. Het bloed is nog niet opgedroogd of een de politieke kaste laat in maximaal honderdveertig tekens weten wraak, of in elk geval ‘maatregelen’, te zullen nemen. Maatregelen met consequenties waar anderen dan weer meningen, maatregelen en wraaknemingen over kunnen toezeggen. Enzovoorts.

Ik vraag me af waarom ik er nog aan meedoe. Een weekje geleden zat ik nog op Madeira, omringd door heel erg veel water. De laptop lag thuis in de hoek, een slimme telefoon heb ik niet en de televisie is een week lang uitgebleven. ’s Ochtends stond ik op en liep door een bananenboomgaard naar zee toe. Daar ging ik op een grote rots zitten en een beetje rondstaren. Ik zag hoe de oneindige blauwe lucht pas ergens in de oneindigheid de oceaan raakt en bestudeerde de mannetjes die rond lunchtijd in de branding gingen staan vissen. Ik las Nietzsche, dacht na over de menselijke conditie en dronk een glaasje likeur daarbij. Bovenal had ik het idee dat ik de wereld beter begreep dan ooit.

Natuurlijk, je bent journalist – of belangrijker nog, geëngageerd mens. Natuurlijk wil je weten hoe de kaarten geschud zijn in de wereld. Om te kunnen bepalen wat rechtvaardig is en wat niet, wat je als mens kunt doen en moet doen. Maar tussen alle aanslagen, politieke draaikonterij, complottheorama’s en corruptie door is het niet onbelangrijk te bedenken dat het grootste deel van de wereldbevolking bestaat uit mensen die, ongeacht hun huidskleur, religieuze of politieke overtuigingen, gewoon hun leven willen leven en evengoed kaas proberen te maken van precies diezelfde maalstroom. Echte mensen hebben echte hersens, echte gevoelens, komen tot echte standpunten, zijn af en toe bang voor de wereld maar, als het goed is, uiteindelijk niet voor elkaar. Even afschakelen van het informatiebombardement kan daarvoor heel erg zinvol zijn.

De boodschap van de media

Vorige week kreeg ik binnen een luttele dertig seconden maar liefst zeven sms-berichten van een vriend van me. Elk bericht bevatte maximaal twee woorden. Het leek meer op een serie Whatsapp berichten dan op sms’jes. En dat was precies wat het was. Ik kan op mijn stokoude Nokia namelijk helemaal geen Whatsapp installeren en hij bedacht zich dat net te laat. Sterker nog, ik kan helemaal niks installeren op mijn Nokia. Ik heb geen hippe smartphone en wil er ook geen. Ik wil kunnen bellen met mijn telefoon en verder liefst zo min mogelijk. En als het schermpje van mijn telefoon na een verloren strijd tegen de zwaartekracht gebarsten blijkt, repareer ik dat rustig met een rolletje plakband en bel rustig verder. Alsof er niks gebeurd is. En toch veronderstellen mensen tegenwoordig voor het gemak al snel dat je, zoals iedereen, een smartphone met Whatsapp gewoon hebt.

Nu ben ik geen stuk chagrijn. Dus ik heb smakelijk kunnen lachen om de hele situatie alvorens een ouderwetse bos bloemen aan te schaffen voor mijn vriendin en mijn weg door de stad vrolijk te vervolgen. Maar toch is er hier iets vreemds aan de hand. Marshall McLuhan wees ons er vijftig jaar geleden in zijn legendarische standaardwerk ‘Understanding Media’ al fijntjes op dat mediatechnologie veel meer is dan alleen een immer uitdijende verzameling handige apparaatjes. Want als onze media veranderen, dan wordt onze perceptie van de wereld ook bijgestuurd. En onze verwachtingspatronen en manieren van communiceren, blijkbaar. In die zin kunnen media dan ook echt, zoals McLuhan constateerde, functioneren als de verlengstukken van onze zintuigen. Maar film en televisie zenden informatie op een heel andere snelheid dan boeken en kranten. Of het internet. Als je écht wil begrijpen wat de betekenis van een bepaalde technologie is, dan moet je volgens de redenatie van McLuhan dus veel meer doen dan alleen maar weten hoe zij technisch gezien precies werkt. Techniek staat namelijk nooit op zichzelf.

Dat klinkt allemaal misschien een beetje vergezocht. Vooruitgang zorgt immers voor de groei waar ons economische model op gestoeld is. Betere en snellere technologie zorgt voor vooruitgang en is binnen ons in de Verlichting gewortelde wereldbeeld per definitie nooit slecht. Maar McLuhan bleek toch wel een beetje gelijk te hebben als je de huidige realiteit in ogenschouw neemt. Veiligheidsdiensten blijken ons al jaren massaal te bespioneren via het internet en onze telefoons. Supermarktketens brengen in kaart hoe klanten zich voortbewegen door hun winkels om zo iets te kunnen zeggen over hun aankoopgedrag. Zelfs het gedrag van muziekconsumenten tijdens concerten is veranderd nu er geleden wordt aan de collectieve drang om het hele concert ook maar meteen vast te leggen via de in de telefoons van nagenoeg alle concertbezoekers ingebouwde videocamera’s. Dat hoeft helemaal niet erg te zijn. Maar het kan wel.

We lijken de implicaties van onze eigen technologie niet altijd helemaal te begrijpen. En soms is dat best eng. Want naast prachtige communicatiemogelijkheden draagt het internet ook de bangelijke blauwprint van een totale controle-infrastructuur in zich. Het delen van informatie via sociale netwerken is mooi, totdat al die gegevens in verkeerde handen vallen. En voordat iedereen de beschikking kreeg over een mobieltje wachtte je gewoon rustig een kwartiertje af als iemand waarmee je had afgesproken te laat was, in plaats van direct paniekerige Whatsapp-berichtjes te versturen.

De sociale kanten van technologie zijn even interessant als onderbelicht. Het lijkt mij het onderzoeken in ieder geval wel waard. Het vijftigjarige jubileum van het boek uit 1964 stammende boek van Marshall McLuhan is daar best een goede aanleiding voor denk ik.

Minderwaardig

Een tijd terug zat ik op een warme dinsdagavond in de Amsterdamse Vluchtflat. Voorheen Vluchtkerk. Daarvoor Vluchtelingenkamp Osdorp. En al die jaren daar weer voor: anonieme vluchtelingen uit verre landen die eenzaam en ongewild op bankjes en in parkjes door heel Nederland sliepen. In de Vluchtflat sprak ik met een man die zich overduidelijk niet gelukkig voelde. Hij zat in een helverlichte kamer op een tweedehandsbank voor zich uit te staren. Hij kon niet terug naar zijn geboorteland, daar was het niet veilig. Of iets correcter, ze lieten hem simpelweg het land niet in. Zijn ‘gedwongen terugkeer’ stopte bij de douane op Schiphol. Want regels zijn regels en zonder geldige papieren mag je er niet uit of in. Maar Nederland gaf hem ook geen papieren, dus hier kon hij het land technisch gezien niet in. En toch zat hij voor me, op pakweg een halve meter afstand, gevangen in een niemandsland dat Kafka niet had durven verzinnen. Er zat weinig anders op dan thee drinken en op de tweedehandsbank voor zich uit staren in de hoop dat Nederland ooit wel zijn thuisland zou kunnen worden.

In Rusland wordt er ondertussen hartstochtelijk campagne gevoerd tegen homoseksualiteit. Homo’s zijn immers geen echte Russen, dat weet iedereen. Onze minister van Buitenlandse Zaken ‘betreurt’ de gang van zaken in moedertje Rusland, terwijl Nederland zich opmaakt voor grote regenboogvlaggen tijdens de Gay Pride. Homoseksuele Russen zijn wel welkom in Nederland. Russische wodka niet meer, tenminste totdat er daar iets verandert. De Nederlandse wodkaboycot zal ze leren, want de homohatende Russen drinken dat spul immers nooit zelf. Russen houden helemaal niet van wodka.

Begrijp me niet verkeerd. Ik verafschuw de oplaaiende homohaat in Rusland en zou willen dat vadertje Timmermans, ik noem maar wat, de Russische ambassadeur op het matje zou roepen om hem vermanend toe te snauwen. Maar voor mij zijn homo’s in het dagelijks leven even normaal als een kopje koffie bestellen. Ik ben er gewoonweg niet mee bezig, en het simpele feit dat je tolerantie niet meer actief hoeft te praktiseren betekent dat de emancipatie voltooid is. Althans in mijn hoofd. In Rusland nog niet en dat is een heel kwalijke zaak. Maar de tolerantie die we voor vervolgde Russische homo’s hebben, geldt in Nederland dan weer niet voor iedereen die in gevaar is of hulp nodig heeft. Met Nigeriaanse moslims zijn we beduidend minder blij (ondanks onze natuurlijk volledig gerechtvaardigde aanwezigheid in Nigeria om olie de grond uit te pompen. Maar dat is in feite een andere discussie). Ik vind dat raar. Waarom zijn Russische homo’s in Nederland per definitie meer welkom dan Afrikanen uit landen die door conflict of armoede verscheurd worden? Als alle Ruslandboycottende Facebookactivisten zich nu eens voor misstanden in eigen land zouden inzetten, wat zou er dan kunnen gebeuren? Dat vraag ik me wel eens af. Terwijl ik een kopje koffie drink, ofzo.

De wereld is een moeilijke plek. Maar geen mens is minderwaardig. Of tenminste, niemand zou dat moeten zijn. Insjallah.

Parkhangen

Het is vrijdagavond en ik zit bedolven onder de bonnetjes, facturen en belastingbrieven aan de administratie achter mijn bureau. De realiteit lijkt wat cijfermatig op dit moment. Er waren ooit tijden, nog niet zo heel erg lang geleden, dat ik op dit tijdstip al een paar uur in de kroeg stond. In een studentikoze roes, om het echte leven nog eventjes uit te stellen. Das war einmal, verzucht ik terwijl ik nog een slok thee neem.

Iets later spring ik enthousiast op mijn Batavusfiets om op hoog tempo richting een pittoresk Amsterdams park te vlammen om toch nog maar even een drankje te nuttigen met een aantal andere dertigers. Mensen van bijna veertig zelfs. Sommige drank is wat exclusiever dan de standaard blikken Schultenbräu die vroeger tijdens de studententijd gedronken werden. De gesprekken zijn ook wat serieuzer dan een paar jaar eerder toen ik nog niet zo vaak over hypotheken en pensioenopbouw sprak. Maar ook mensen van bijna veertig komen na een paar glaasjes iets exclusievere drank nog op het onheilige idee om knetterhard deathmetal te draaien in een openbaar park. Om vervolgens vermanend toegesproken te worden door een dienstdoende oom agent die het daar overduidelijk niet mee eens is. Iets later dan gepland keer ik dan ook ergens gedurende de nacht terug richting huis.

Een dag later word ik laat in de middag wakker en loop naar de brievenbus om de zaterdageditie van een kwaliteitskrant daaruit te trekken. Ik voel me tien jaar jonger en ouder tegelijkertijd. Ik heb een droge mond, dichtgeplakte ogen en een licht bonkend hoofd. Het kan gelukkig dus nog, zo’n ouderwetse parkavond.

Tomaten

Een vrijdagblog maar dan op maandag? Waarom ook niet.

Ik was even afwezig inzake zaken die me wél geld opleveren. Aangezien dat nodig is voor het dagelijkse levensonderhoud. Alhoewel, niet altijd. Na thuiskomst ben ik namelijk de moestuin ingelopen op het dak van onze flat die mijn buurman en ik onderhouden. Je eigen groenten kweken werkt enorm ontspannend en het is erg fijn als je voor verse sla alleen maar even naar je tuin hoeft te lopen. De supermarkt is zo’n plek die ik stiekem het liefst vermijd. Niet omdat ik de mensen niet mag die daar werken en ook niet omdat ik supermarkten niet handig vind. Want handig zijn ze zeker. Maar het is zo uniform allemaal. De hele wereld wordt overal hetzelfde als je altijd maar alles overal kunt kopen.

Dat is aan de ene kant heel handig, want gewoon geld kunnen pinnen in de één of andere bananenrepubliek maakt reizen stukken makkelijker. Maar te ver doorschieten daarin is ook wel weer wat saai. Als ik in Afrika rondloop wil ik daar liever geen Albert Heijn tegenkomen. Dat is namelijk fijn voor de mondiale middenklasse maar kan funest zijn voor de lokale markt. En als ik in mijn moestuin groenten uit de grond haal wil ik dat ze er niet allemaal perfect rood en afgerond uitzien. Omdat dat moet worden er namelijk heel veel perfect eetbare groenten weggeflikkerd. Een beetje voeling met de dingen om ons heen is misschien wel verstandig in een tijd dat kinderen denken dat melk uit een fabriek komt en grote bedrijven meer te vertellen hebben dan politici. Zeker als we die mondiale productie-consumptiefabriek die economie heet een beetje onder controle willen blijven houden.

Daarbij is het leven zoveel leuker als je het niet laat leiden door hoe andere mensen je zeggen dat het zou moeten, is muziek zoveel gaver als je hem zelf speelt en smaken tomaten zoveel lekkerder als je ze net zelf geplukt hebt.

Consumptieverwarring

Ik hou niet van naar de winkel gaan. Ik hou van de spullen die ik nodig heb in mijn bezit hebben.  Maar het winkelen zelf, dat is niet iets waar ik intens van kan genieten. Ik heb altijd het gevoel dat ik een subliminale hyperrealiteit van vreemde vormen en felle kleuren ingezogen word als ik een winkelcentrum binnenloop. Waar mensen in uniforme pakjes onnatuurlijk veel lachen en spullen geen spullen, maar ideaaltypische representaties van zichzelf zijn. Tot slot draaien ze in de meeste winkels ontzettende kutmuziek en zijn de fietsenrekken bij het winkelcentrum altijd vol.

Toch moet ik er af en toe naartoe om dingen te kopen. Zoals vandaag. In dit geval moet ik naar de Action en die bevindt zich in het epicentrum van het winkelcentrum. Eenmaal binnengekomen in de Action probeer ik de indeling te doorgronden. De hoeveelheid aan spullen overweldigt me. Er zou toch een systeem in moeten zitten? Zelfs de Action zou toch op logica gestoeld moeten zijn? In theorie moet het toch mogelijk zijn om naar binnen te lopen, hetgeen dat je nodig hebt uit het desbetreffende schap te vissen, om via de kassa het pand snel weer te verlaten? Als huisvrouwen de Action kunnen doorgronden dan moet ik dat toch ook kunnen?

Er staan hier teveel spullen. Teveel spullen waarvan ik niet zou kunnen zeggen waarom ze überhaupt bestaan. Het is onduidelijk wie de spullen maakt en het is onduidelijk waar ze naartoe verdwijnen als ze opgebruikt zijn. De spullen komen via de winkel het huishouden binnen en verlaten dit weer via de afvalbak. Anoniem en efficiënt. Oprakende olievoorraden, branden in Bengaalse fabrieken en afvalbergen in de oceaan zijn onaangename zaken ver weg die zich beperken tot gemopper tijdens het journaal. Netjes om 8 uur. Zolang we gewoon spullen blijven kopen dan blijft de economie ook gewoon doordraaien en kunnen we daardoor nog meer spullen kopen. Zoals we het graag zien.

Mensen worden blij van spullen kopen. Als ik de Action uitloop ben ik ook écht blij met mijn net aangeschafte lege cd’tjes. Ik kan nu toch wel een goeie 2100 MB aan data kwijt.

De verwarring slaat toe terwijl ik vanuit het afgesloten consumptie-universum weer de echte wereld in wandel. Van consumeren ben ik me goed gaan voelen. Ben ik nu deel van een probleem?

Connectiviteitshandicap

Het is de tweede keer deze week dat internet er hier met een spreekwoordelijke knal uitvliegt. Afgelopen maandag voegde een landelijke netwerkstoring van KPN een extra dimensie toe aan mijn legendarische Monday Blues. En vandaag knipperen er verdacht weinig (lees: geen) lampjes op het modem dat mijn leergierige brein van internet-input moet voorzien.

Ik was aan het werk vandaag. Inderdaad, was. Zonder werkende internetaansluiting is mijn arbeidsproductiviteit namelijk rap de afgrond ingestort. E-mails: onbereikbaar. Online gepubliceerde rapporten: onbereikbaar. Achtergrondinformatie voor te schrijven artikelen: ongooglebaar. Als gevolg van mijn connectiviteitshandicap is er een onverwachte oceaan aan vrije tijd met een enorme, cognitief dissonante knal tegen mijn geïnternaliseerde productiviteitsideaal aangebotst.

Ik weet niet goed wat ik met die onverwachte vrijheid aanmoet, moet ik eerlijk bekennen. Wat nogal vreemd is, want op de momenten dat ik eigenlijk te weinig tijd heb omdat er één of andere deadline griezelig dichtbij komt, vind ik dingen als even snel een ijsje halen of uitgebreid de krant lezen opeens wél enorm belangrijk. Of halve dagen lang allerlei nutteloze informatie vergaren in de krochten van het internet. Of mijn e-mail toch nog maar eens dubbelchecken. Ik voel me soms net een junkie en mijn bureau, waaraan ik te midden van allerlei paperassen en eeuwig geopende browservensters mijn werk doe, is mijn portiek. Mijn shotje komt uit een UTP-kabel.

Ik bevind me op een breuklijn in de geschiedenis. Opgegroeid in de jaren negentig kan ik me nog wel voor de geest halen hoe de wereld er zonder internet uitzag. In de bus zat niemand te klooien met zijn smartphone. Kaartlezen op vakantie deed je met een gigantische kaart van Frankrijk of Duitsland tegen de voorruit van de auto gefrommeld. En als je te laat was voor een afspraak was je gewoon te laat. Dat kan ik me allemaal nog prima herinneren. En toch voelt de vrijheid die inherent is aan een falende internetverbinding heel erg vervreemdend. Als een vrijheid uit lang vervlogen tijden. Een vrijheid waarvan ik niet weet of ik die nog aankan.

Ik waag het er maar even op.

Het nieuwe geld

Het bedrijf van Yves ‘Miljonair Fair’ Gijrath is failliet. Hij was een ondernemer, hij nam risico’s en hij ging er aan ten onder. Jammer voor hem. De boedel is inmiddels geveild. Ik hoop dat hij van zijn kapitaal heeft kunnen genieten zo lang het duurde. Ik ken de beste man verder niet. Maar het Nederlandse volk verkneukelt zichzelf naar hartenlust over de val van weer een snelle jongen, zo veronderstelt televisiemaker Jort Kelder verongelijkt (nrc.next, donderdag 7 maart 2013).

De nieuwe rijken, de snelle jongens van de nieuwe economie, personifieerden de Amerikaanse Droom. Een erfenis uit de jaren negentig toen de bomen tot in de hemel reikten en het economische systeem niets dan welvaart leek te brengen. Zij wisten aan de grijze massa te ontsnappen door goede ideeën te hebben en door hier vervolgens schaamteloos geld mee te verdienen. Het leger aan loonslaven dat de Nederlandse kantoortorens bevolkt wilde stiekem ook wel zo’n snelle jongen zijn, of hoopte tenminste op een snelle val van een van hen. Nederlands calvinisme ten top, fulmineert Kelder. Het volk was jaloers.

Limousines

Ik deed in december zelf verslag van de Masters of LXRY (zoals de Miljonairsfair tegenwoordig heet. Of eigenlijk heette. Of toch misschien toch weer heet, want Gijrath wil toch proberen een doorstart te maken). Ik wilde graag even een paar woorden wisselen met de jetset van Nederland die in overdreven stijlvolle limousines richting rode loper rolde om ondanks de bittere kou in avondjurken langs het gewone volk te paraderen. Er werd volop geglimlacht alsof er nergens een crisis te bekennen was. Nadat mijn blocnootje en ik een keer of drie pardoes waren omgelopen door voortsnellende snelle jongens in dure pakken, besloot ik even met wat mensen langs de zijlijn te gaan converseren.

Een ondertussen behoorlijk verkleumde mevrouw van de Voedselbank probeerde aan de rand van de rode loper wat geld bij elkaar te sprokkelen voor mensen met iets minder financiële armslag dan de naar binnen snellende maatschappelijk geslaagden. De snelle jongens in pak zagen haar meestal niet staan, weggedoken in haar sjaal. Bijna sereen en zonder een spoor van haat of nijd constateerde de voedselbankmevrouw ontnuchterend dat een Miljonairsbeurs en een Voedselbank in een en hetzelfde land toch niet nodig zouden moeten zijn.

Nare gevolgen

Ik weet dat de zaken niet zo ontzettend simpel liggen en dat niet iedereen die genoeg poen heeft om de Masters of LXRY te bezoeken een slecht mens is. Dat geen enkel individu persoonlijk schuld kan dragen voor de economische, politieke en al die andere crises waar we ons als collectief nu zorgen om moeten maken. Maar de arrogantie van het geld is af en toe moeilijk te ontkennen. Zeker als het gaat om dat deel van de snelle jongens die in de financiële of de vastgoedsector hun fortuin maakten. En laat die sectoren nou net de implosie van de reële economie met heel veel nare gevolgen en een belastingschuld van heb ik jou daar voor de minder snelle jongens hebben veroorzaakt. Volgens televisiemaker Kelder zijn die jongens misschien wel ‘volhouders’ of ‘slimme ondernemers’. Heel veel andere mensen in den lande denken daar inmiddels heel anders over.

Anderen zoals de thuiszorgmedewerker die net te horen heeft gekregen dat hij misschien wegbezuinigd gaat worden. Of de leraar die kan fluiten naar een behoorlijk salaris terwijl het werk er echt niet lichter op wordt. De generatie jongeren die dreigende werkloosheid moet ontvluchten door uitzendwerk of ander tijdelijk werk op een steeds krapper en flexibeler wordende arbeidsmarkt. En noem maar op verder.

Calvinisme

Groeiende werkloosheid en stijgende huren. Gebrek aan politieke daadkracht en een tot op het bot verdeelde samenleving. Ik weet ook niet hoe ik het op moet lossen. Ik ben immers geen econoom en ook geen politicus. Wat ik wel weet is dit. Soms is afgunst gewoon afgunst. Maar soms is het ook de constatering van onaanvaardbaar groot wordende verschillen binnen een en dezelfde maatschappij. Of wat daar in ieder geval nog voor zou moeten doorgaan. Als ik met de auto tussen de Gooische villa’s doorrij heb ik niet het idee dat de inwoners van Loosdrecht of Bussum weet hebben van wat er zich in de Amsterdamse Bijlmer of de Heerlense achterstandswijk Zeswegen precies afspeelt. Dat is geen waardeoordeel, dat is een constatering van een heel erg kwalijke kloof die de maatschappij steeds verder in twee afgescheiden werelden dreigt te splijten. Mensen die heel megalomaan met de portemonnee gaan zwaaien tijden de Masters of LXRY kunnen dan heel erg makkelijk kwaad bloed zetten bij de rest die wel in toenemende mate op een houtje moet bijten. Als er één iemand in een steeds duurdere Ferrari rondrijdt tussen een groeiend aantal gammele fietsen, dan worden de fietsers uiteindelijk boos. Onvermijdelijk, maar wel met enig recht, wat mij betreft.

Calvinistisch? Niet zo zeer. Was het maar zo simpel.