Ik voel me een beetje simpel vandaag. Terwijl ik een banaan weghap loop ik, raartwitchend met mijn linkerbeen, een beetje mank over het metroperron van station Amsterdam Amstel rond. Daarbij vermoed ik dat je scheel gaat kijken van de hele dag op kantoor zitten en cijfertjes bekijken, corrigeren of invoeren. Het algehele beeld zal dus niet per sé positief geweest zijn op dat moment.
Kijk, die banaan had ik gewoon zin in. Voor dat scheel kijken krijg ik betaald. Maar dat mank lopen. Vanwege spontane OV-chipkaartweigering was ik vanochtend gedwongen met een lenige sprong over het toegangspoortje het metrostation in te springen. Zeker voor een maandagochtend was die sprong echt heel erg lenig. Echt. Het neerkomen daarentegen, ging wat minder. Vandaar dat rare twitchen. Nou is het sowieso irritant als de technologische vindingen die ons dagelijks leven gemakkelijker moeten maken, ermee ophouden en je spontaan terugverwijzen naar een basaal soort probleemoplossend vermogen. Maar na navraag bij een alleraardigste medewerker van het gemeentelijke vervoersbedrijf – die ik uiteraard niet heb verteld dat ik het initiële probleem heb opgelost door niet te betalen (hij vroeg er ook niet naar trouwens) – wist ik uit te vinden dat er in zo´n chipkaart draadjes, onder de magneetstrip ergens, zitten en dat die stuk kunnen gaan als je het ding in je portemonnee in de kontzak van je broek douwt*. Handig. Daar hangt mijn portemonnee nou eenmaal het best. Zonder als een nostalgische lul over te willen komen, maar met een strippenkaart had je dat gezeik dus niet.
Maar goed. Voor mijn basale probleemoplossende vermogen mij ertoe deed overgaan met de eerder genoemde lenige sprong het metropoortje te trotseren voelde ik me wel een momentje verslagen door de technologie die me kil en onverschillig aanstaarde. Ik moest naar mijn werk godverdomme. Het poortje maakte dat weinig uit. Gezombificeerd zocht ik koortsachtig naar oplossingen. En versloeg het systeem vervolgens. Victorie.
Vreemd. Druk rondbliepend en -haastend over station Amsterdam Amstel had ik een kwartiertje later niet het idee dat de rest van de reizigers hetzelfde geluk had gehad als ik. Ingesloten in een kooi van saldo´s, magneetstrippen, kaartjes en nors kijkende controleurs spoedde de gezwinde massa zich naar waar zij zijn moesten. Ik ook trouwens. Ik was al te laat voor mijn werk, maar had het GVB om de schuld te geven. Daarbij had ik het systeem net weten te verslaan, dus besloot tot een muffinhaalpauze in, jawel, de Appie-to-go. Een plek waar haast tot standaardemotie geworden is. Ik pin en haast maar mee. Dat is zo’n beetje wat van ons verwacht wordt, toch?
Verwacht door wie? Want zijn we allemaal niet een soort zombies, terwijl we ons al pinnend en bliepend voortbewegen, via uitgetekende lijnen, van werk naar thuislaptop en van Appie-to-go naar whatever welke televisieserie populair is op een bepaald moment? Steeds maar verder- en verderlevend in een gevangenis die we zelf in stand houden? Vertel het mij maar. Fuck. Ik trek thuisgekomen na een dag werken ondertussen een biertje open en zet een film aan. Morgen weer een dag.
* Mijn portemonnee (of ´beurs´, zoals wij in Limburg het ding plegen te noemen) in een andere dan mijn kontzak stoppen is geen optie. Sinds mijn studententijd hanteer ik al heel strikt het GTST-schema, ooit aan op een gaar studententuinbierkrattenfeest aan mij uitgelegd door iemand met een zonnebril op en slippers aan die zichelf The Dude noemde. GTST staat voor GELD-TABAK-SLEUTELS-TELEFOON op vaste plekken in je kledij weggestopt zodat je ten alle tijden, hoe bezopen je ook besluit huiswaarts te keren, de echt essentiele dingen nooit vergeet. De rest vind je later wel weer terug. Of niet.